De meeste mensen zijn getrouwd zonder huwelijkse voorwaarden. Voor deze stellen geldt dan dat ze gehuwd zijn in gemeenschap van goederen. Deze gemeenschap houdt in dat alles wat je meeneemt in het huwelijk 'samensmelt' met alles wat de ander meeneemt in het huwelijk. Dus alles wat je meeneemt en samen opbouwt tijdens het huwelijk is van jullie beiden en dient bij scheiding dan ook bij helfte gedeeld te worden. Maar hoe zit dat dan als de één privévermogen, uit bijvoorbeeld een erfenis, geïnvesteerd heeft in een uitbouw van jullie gemeenschappelijk huis? Dan heb je te maken met vergoedingsrechten. Maar waar heb je dan recht op?
Per 1 januari 2012 is de 'wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen' in werking getreden. Door deze wetgeving wordt het huwelijksvermogensrecht gemoderniseerd. De wet geldt zowel voor gehuwden als voor geregistreerde partners. Met deze wet is er ook een wijziging op getreden met betrekking tot de vergoedingsrechten.
Vergoedingsrechten vóór 2012
Als je vóór 2012 meer eigen geld in de uitbouw van het gemeenschappelijke huis hebt geïnvesteerd dan je partner, heb jij nog geld van je partner tegoed. Deze vergoedingsvordering ( recht) is gedaan voor vóór 2012 en is daarom een nominale vordering. Dit betekent dat er geen rente over de vergoeding is verschuldigd. En de vergoeding deelt ook niet mee in de waarde van de woning.
Rekenvoorbeeld vergoedingsrechten vóór 2012
Stel jullie zijn in gemeenschap van goederen getrouwd en kopen in 2000 een woning voor € 350.000,-. Deze woning betalen jullie met € 50.000 gezamenlijk spaargeld en de rest met een hypotheek van € 300.000,-.
In 2008 ontvang jij een erfenis met uitsluitingsclausule van € 100.000,- Hiermee betaal jij de uitbouw met prachtige keuken. Het huis heeft voor de verbouwing een waarde van € 400.000
In 2010 willen jullie gaan scheiden en willen weten hoe de eigen investering behandeld moet worden. Stel dat jullie woning op het moment van scheiding is gestegen naar € 500.000,-. dan ziet de berekening er als volgt uit.
Jij hebt recht op de nominale waarde van jouw investering in het huis van € 100.000,-. Aan overwaarde blijft er dan over: € 500.000,- minus € 100.000,- ( jouw investering)= € 400.000,-. Na het aflossen van de hypotheek blijft er dan nog € 400.000,- minus € 300.000,- = € 100.000,- over dat jullie nog moeten verdelen. Jij krijgt dan € 100.000,- ( je eigen investering) + € 50.000,- ( de helft van de overwaarde) = € 150.000,-.
Jouw investering stijgt dus niet mee met de waarde van de woning.
Vergoedingsrechten na 2012
Vanaf 2012 is in de wet bepaald dat voor onderlinge vergoedingsrechten de zogenaamde beleggingsleer geldt. Voor vergoedingsrechten die na 1 januari 2012 zijn ontstaan , heb je dus niet alleen recht op teruggave van het geïnverteerde bedrag, maar ook op de waardeontwikkeling van het goed. de nominale vergoeding komt hiermee te vervallen. Dit geldt overigens niet voor samenwoners, hier blijft de nominale vergoeding van toepassing.
Rekenvoorbeeld vergoedingsrechten na 2012
Stel dat de bovenstaande investering is gedaan in december 2012. De nieuwe regels gelden nu en hoe ziet de vergoeding er dan uit.
Jouw investering inclusief het rendement wordt berekend door jouw investering te delen met de waarde voor verbouwing en vervolgens te vermenigvuldigen met de waarde op moment van scheiding. Dus: investering/waarde voor verbouwing x waarde op moment van scheiding. In dit voorbeeld komt dit neer op € 100.000,-/ € 400.000,- x € 500.000,- = € 125.000,-
Aan overwaarde blijft dan over: € 500.000,- minus € 125.000,- ( jouw investering) = € 375.000,-. Na het aflossen van de hypotheek blijft er dan € 375.000,- minus € 300.000,- = € 75.000,- over dat jullie nog moeten verdelen. Jij krijgt dan € 125.000,- + € 37.500,- ( de helft van de overwaarde) = € 162.500,- . De andere partner krijgt dan € 37.500,-
Let op: niet alleen waardestijgingen zijn hier van belang maar ook waardedalingen!
(september 2013)